Opeisbaarheid van de btw: wat in geval van overheidsopdrachten? | ||
Sinds 1 januari 2016 gelden nieuwe regels inzake de opeisbaarheid van de btw. De wetgever heeft de opeisbaarheid van de btw opnieuw gekoppeld aan de datum van de factuur. De datum van opeisbaarheid is van belang om te weten in welke btw-aangifte de levering of de dienst opgenomen moet worden. De btw is opeisbaar op het ogenblik waarop de factuur wordt uitgereikt (tenzij er een voorschot wordt ontvangen), ongeacht of dit vóór of na het tijdstip is waarop de levering of de dienst plaatsvindt. De verplichting dat een factuur uiterlijk de 15de dag van de maand volgend op die waarin de levering of de dienst wordt verricht, moet worden uitgereikt, blijft van toepassing. Wanneer een belastingplichtige het bijgevolg nalaat zijn factuur tijdig uit te reiken, zal de btw in ieder geval de 15de dag van de maand na de handeling opeisbaar worden. Voor wat betreft overheidsopdrachten geldt een uitzondering op de algemene regel dat de factuurdatum de opeisbaarheid bepaalt. Uitzondering: incasseringsprincipe voor overheidsopdrachten
Indien de aannemer werken uitvoert voor de overheid zal deze de btw pas moeten doorstorten naar de Schatkist (en wordt de btw dus opeisbaar) op het tijdstip waarop de onderneming de betaling (of een deel ervan) effectief van de overheid heeft ontvangen. Hierdoor vermijdt de belastingplichtige een voorfinanciering van de btw ingeval van laattijdige betaling door de overheid. Deze tolerantie geldt evenwel niet wanneer de btw naar de overheid moet worden verlegd. De bovenvermelde informatie kan worden teruggevonden in artikel 22bis van het Btw-wetboek: § 1 In afwijking van artikel 22 wordt voor de diensten met uitsluiting van de in paragraaf 2 bedoelde intracommunautaire diensten, de belasting opeisbaar over het gefactureerde bedrag op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt, ongeacht of de uitreiking plaatsvindt vóór of na het tijdstip waarop de dienst is verricht. § 2 Voor de intracommunautaire diensten wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip waarop de dienst is verricht overeenkomstig artikel 22. § 4 In afwijking van artikel 22 en paragraaf 1, wordt voor de diensten verricht door een belastingplichtige aan publiekrechtelijke lichamen als bedoeld in artikel 6, de belasting opeisbaar over het ontvangen bedrag op het tijdstip waarop de betaling of een deel ervan wordt ontvangen. Het eerste lid is niet van toepassing op de diensten waarvoor de belasting is verschuldigd door de ontvanger of de medecontractant overeenkomstig artikel 51, §§ 2 en 4.”
|