Volgens de vooruitzichten van het Federale Planbureau zal België in 2020 ongeveer 11,4 miljoen inwoners tellen, en in 2060 zou dit oplopen tot 13,1 miljoen. Het aantal huishoudens zal vanaf 2014 tot 2020 toenemen met 196.000 eenheden; tot 2060 zelfs met 1,1 miljoen. Deze evolutie heeft uiteraard zijn weerslag op de bouwactiviteit, want elk gezin moet een onderdak hebben.
De bevolkingsgroei is het sterkst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (+ 315.000 of 27 % tegen 2060), maar ook Vlaanderen (+ 907.000 of 14 %) en Wallonië (+ 722.000 of 20 %) kennen een aanzienlijke stijging. Het Planbureau stelt wel vast dat de bevolking steeds verder zal vergrijzen, vooral in Vlaanderen en Wallonië.
Een belangrijkere vaststelling is vooral de prognose dat het aantal huishoudens blijft stijgen, want hoe meer huishoudens, des te meer wooneenheden nodig zijn om deze huishoudens onderdak te verschaffen. Het aantal leden in éénzelfde gezin wordt steeds kleiner, en dit is deels te verklaren door de vergrijzing, maar ook door het toenemend aantal personen op actieve leeftijd dat in kleiner gezinsverband gaat wonen (jongeren die uit vrije keuze alleen wonen, eenoudergezinnen na echtscheiding, gezinnen met gemiddeld minder kinderen). In Vlaanderen en Wallonië stijgt het aantal huishoudens sneller dan de bevolking, in Brussel is het net andersom (omdat hier – onder invloed van de migratie – meer kinderen per gezin worden verwacht).
De groei van de bevolking blijft dus toenemen door een aanhoudend immigratiesaldo. Het aantal gezinnen blijft eveneens toenemen door gezinsverdunning : meer eenpersoonsgezinnen, meer eenoudergezinnen, meer alleenstaande bejaarden. Dit heeft grote gevolgen voor de bouwsector.
Volgens de gegevens van het planbureau is er tot 2040 nood aan zo’n 32.000 bijkomende wooneenheden per jaar. Daarnaast speelt het gegeven dat het huidige woningenbestand tegen 2050 veel energievriendelijker moet worden gemaakt. Het planbureau geeft hierbij 2 suggesties om dit te bereiken : enerzijds een grondige renovatie van de oudere woningen (gebouwd voor 2001), en anderzijds het slopen en heropbouwen van een gedeelte van het patrimonium waarvoor het economisch niet meer rendabel is om het te renoveren.
Het planbureau gaat ervan uit dat we tegen 2050 een klein miljoen bijkomende woningen zullen nodig hebben, en dat er tegelijk zo’n 1,6 miljoen oude woningen zullen moeten vervangen worden door nieuwbouw. Daarnaast is er ook nog de renovatie-activiteit die eveneens op hogere toeren moet gaan draaien. Concreet komt dit neer op zo’n 2,6 miljoen bijkomende woningen op 35 jaar, of zo’n 70.000 à 75.000 nieuwe woningen per jaar + een serieus toegenomen renovatie-activiteit. Dit alles is nodig om enerzijds woongelegenheid te verschaffen aan het toenemend aantal gezinnen en anderzijds om aan de strengere energie-eisen te voldoen.
Dit zijn zeker hoopgevende cijfers voor de residentiële bouwactiviteit. Vraag blijft of de gezinnen de kostprijs van deze nieuwe wooneenheden zullen kunnen betalen. Onze federatie blijft daarom ijveren voor ondersteunende overheidsmaatregelen om een eigen woning betaalbaar te houden voor alle burgers.
|